Vruchtbaarheidsbewustzijn

Vruchtbaarheidsbewustzijn

Stirnemann (2013)

J.J. Stirnemann, A. Samson, J. P. Bernard, and J. C. Thalabard

Day-specific probabilities of conception in fertile cycles resulting in spontaneous pregnancies

Human Reproduction, 28: 1110-1116, 2013

Vroegere studies van Wilcox, Dunson en Baird (2000) over de waarschijnlijkheid van zwangerschap na gemeenschap tijdens de menstruele cyclus gaven een kans op zwangerschap op elke dag van de menstruele cyclus aan.

De resultaten van deze studies echter zouden te wijten kunnen zijn aan fouten bij de meting. Stirnemann et al. uit Frankrijk veronderstelden dat er waarschijnlijk een fout was bij het bepalen van de waarschijnlijkheid van zwangerschap gebaseerd op gegevens die waren verkregen van hormonale veranderingen, seriële echografie en natuurlijke indicatoren van de vruchtbaarheid (zoals basale lichaamstemperatuur en baarmoederhalsslijm) om de dag van de ei-sprong te schatten. Deze onderzoekers veronderstelden ook dat de waarschijnlijkheid van zwangerschap gebaseerd op niet-vruchtbare cycli de gegevens konden vertekenen. Bovendien zou de dag van bevruchting een nauwkeuriger beeld geven dan de dag van de eisprong – al vindt bevruchting slechts enkele uren na de eisprong plaats. Daarom werd een studie uitgevoerd op basis van de laatste menstruatie en biometrische echografie om de bevruchting te bepalen bij vrouwen die een voldragen zwangerschap hadden en met zekerheid hun laatste menstruatie konden aangeven.

Stirnemann et al. verkregen gegevens uit alle opeenvolgende zwangerschappen die waren doorverwezen voor een eerste trimesterechografie (dat wil zeggen, 11-14 weken) om de leeftijd en de dag van de bevruchting van een ongeboren baby te bepalen (met uitsluiting van meerlingen) in een periode van drie jaar. Daarbij werd een formule voor het corrigeren van bias in de biometriemeting gebruikt. Ze verkregen zo de gegevens van 5830 vrouwen (gemiddelde leeftijd 30; bereik 27-34 jaar) die hun laatste menstruatie met zekerheid konden aangeven en die een routine-echografieonderzoek hadden ondergaan.

Zij vonden dat de kans op zwangerschap een scherpe stijging kent op dag 7 van de menstruele cyclus, tot een maximum van 13% piekt op dag 15, en vermindert tot 0 op dag 25 na de laatste menstruatie. Ze vonden ook dat de maximale dag van waarschijnlijkheid één dag eerder was voor vrouwen ouder dan 35 jaar. De kans om in het vruchtbare venster (gebaseerd op een vruchtbaar venster van zes dagen) te vallen, was 2% op dag 4, 58% op dag 12 en 5% op dag 21. Stirnemann et al. concludeerden dat de dagspecifieke waarschijnlijkheid van de bevruchting meer pragmatisch en klinisch relevant is dan de dag van ovulatie. Bovendien ging het in deze retrospectieve studie over grote aantallen zwangere vrouwen, buiten een typische studiesetting, wat de bruikbaarheid in de praktijk vergroot.

Commentaar

In deze studie onderzochten Stirnemann et al. ook het verschil van de dagspecifieke waarschijnlijkheid tussen gerapporteerde regelmatige en onregelmatige cycli (14% van de gegevens). Zoals we uit eerdere studies en uit eigen ervaring weten, bestond ook hier een neiging op conceptie later in de cyclus. Waar prospectieve gegevens in de gangbare praktijk inderdaad enkel in een studiesetting kunnen worden ingezameld (nl. via hormonentest, echografie en dgl.), is het voor Sensiplan-gebruikers eerder vanzelfsprekend dat deze gegevens ook in de dagelijkse praktijk beschikbaar zijn. Voor hen zijn biometrische echografieën dan weer overbodig, althans om de vermoedelijke bevallingsdatum te berekenen.

Schuiven naar boven