Vruchtbaarheidsbewustzijn

Vruchtbaarheidsbewustzijn

Guida (1999)

Guida, Tommaselli, Palomba, Pellicano, Moccia, Di

Efficacy of methods for determining ovulation in a natural family planning program

Fertility and sterility vol. 72, no. 5, november 1999

De auteurs rapporteren over een onderzoek dat ze hebben gedaan naar de effectiviteit van enkelvoudige methoden om de ovulatie vast te stellen, bij 40 geselecteerde vrouwen die aan een NFP-programma meededen. De gemiddelde leeftijd bedroeg 28,4 jaar. De vrouwen hadden 6 maanden de tijd gekregen om vertrouwd te raken met de te onderzoeken methoden.

Er zijn 148 cycli in het onderzoek opgenomen. Als gouden standaard is de vaginale echoscopie genomen, waarmee de ovulatie objectief kan worden vastgesteld (als de dag voordat een corpus luteum kon worden gezien).

In 98 cycli werd dagelijks het LH in de ochtendurine bepaald door de vrouwen zelf met een Clearplan-stick. Deze gaf in 100 % van de gevallen dezelfde ovulatiedag aan als de echo.

In 95 cycli werd dagelijks het enzym b-glucuronidase in het speeksel bepaald middels een laboratoriumtest. Wanneer een bepaalde drempelwaarde van het enzym voor het eerst werd bereikt, werd deze dag als ovulatiedag aangenomen. Dit bleek slechts in 27,7 % van de gevallen dezelfde dag als de objectief vastgestelde ovulatiedag te zijn.

In 125 cycli werd dagelijks een varentest van het speeksel gedaan door de vrouw zelf, door wat gedroogd speeksel door een microscoopje te bekijken en de mate van vertakking te scoren. Een dag met een score van 3 (vertakkingen in de derde graad zichtbaar) werd als ovulatiedag aangehouden. Het varenpatroon bleek echter in 58,7 % van de cycli niet te interpreteren, en voor de overige cycli gold dat de ovulatiedag in 36,8 % van de gevallen samenviel met de objectieve ovulatiedag.

In alle 148 cycli werd het cervixslijm geobserveerd en de basale temperatuur gemeten. De slijmpiekdag viel in 48,3 % samen met de objectieve ovulatiedag. Van de basale temperatuur wordt niet aangegeven wat als indicatie van de ovulatiedag wordt aangehouden. Er wordt alleen gezegd dat het in 30,4 % van de gevallen samenviel met de objectieve ovulatiedag.

De auteurs concluderen dat de thuistest voor LH in de urine een betrouwbare manier is om de ovulatie vast te stellen, en dat deze test in combinatie met andere indicatoren van de vruchtbaarheid, kan helpen om de abstinentieperiode te verkorten. Het cervixslijm en de basale temperatuur hangen wel samen met de ovulatie, maar overschatten de lengte van de vruchtbare periode. De speekseltests zijn niet geschikt om de ovulatie mee vast te stellen.

In een reactie op bovenstaand artikel geeft prof. C. Gnoth van het NFP-studiecentrum te Düsseldorf een aanvulling. Bij 49 vrouwen die de Duitse NFP-methode gebruiken, is de samenhang van temperatuur en slijm met de ovulatie zoals met de echo en een LH-test vastgesteld, bepaald. Bij 81 % van de 87 cycli lag de temperatuurstijging binnen 2 dagen na de objectieve ovulatie, en de slijmpiekdag in 82 % tussen 1 dag voor en 1 dag na de objectieve ovulatie.

Gnoth stelt echter voor om temperatuur en slijm beide te gebruiken om de dag van de zelf-geobserveerde ovulatie te bepalen, en wel als volgt:

  • De zelf-geobserveerde ovulatie is de piekdag, wanneer deze 1 dag voor de temperatuurstijging valt.
  • Als de piekdag vroeger valt dan de temperatuurstijging minus 1, wordt als dag van de zelf-geobserveerde ovulatie de piekdag plus 1 aangehouden.
  • Als de piekdag later valt dan de temperatuurstijging, is de zelf-geobserveerde ovulatiedag de temperatuurstijging minus 1.

Op deze manier valt de zelf-geobserveerde ovulatie in 40 % van de cycli samen met de objectieve ovulatie, en in 89 % van de cycli binnen 1 dag voor of na de objectieve ovulatie, wat voldoende accuraat is voor diagnostisch en anticonceptief gebruik.

Schuiven naar boven